Al lang voor de mechanische tijdmeting maakte men inventief gebruik van allerlei alternatieve tijdmeters. Zo gebruikte de Engelse koning Alfred de Grote kaarsen voor zijn ideale dagindeling. Die bestond uit 8 uur regeren, 8 uur slaap en 8 uur studeren. Behalve kaarsen werden ook wierookstaafjes en olielampjes gebruikt om de tijd te markeren. Een origineel voorbeeld is de vroedvrouwenklok, waarvan het Museum van het Nederlandse Uurwerk een exemplaar in bezit heeft. Het olielampje is opgenomen in het chronologisch overzicht van tijdmeting in Nederland onder de titel “De IIIIe Dimensie”
Langs het olieglas van zo’n tinnen nachtklok is een maatbalkje aangebracht met een schaalverdeling van VIII t/m VII (of wel van zonsonder- tot zonsopgang). Het idee is, dat je deze lichtbron ontstak bij zonsondergang en meteen de tijd kon aflezen. Wie daar in geïnteresseerd was? Naar verluid was zo’n tijdmeter in trek bij vroedvrouwen om tijdens nachtelijke bevallingen de verstrijkende tijd te registreren. Dat had weinig te maken met de tijd tussen de weeën, maar botweg met het te incasseren arbeidsloon.
Zo is er een dagboek bewaard gebleven van een 17e eeuwse Friese vroedvrouw, die schrijft over uurloon. Het zullen vast niet alleen de Friese vroedvrouwen zijn geweest, die op de penning waren. We verdenken uitgekookte verloskundigen ervan, dat zij zo’n nachtklok expres op de tocht zetten. De (arbeids-)uren verliepen dan extra snel en een vrouw in barensnood had wel wat anders aan haar hoofd dan de tijd bij te houden…
Wij hebben ook zo een lamp/ klok.