21 december 2012 zou volgens de Maya-kalender het einde der tijden inluiden. Onheilsprofetieën zijn van alle tijden. Het jaar 2000 werd nog met angst en vrezen tegemoet getreden vanwege de verwachtte millennium bug. In dat jaar organiseerde het Museum van het Nederlandse Uurwerk onder de titel “Van zonnewijzer tot atoomklok” een documentaire expositie over vier eeuwen tijdmeting en tijdrekening. Daartoe was de expositiezolder verdeeld in vier gelijke segmenten, waarbinnen de ontwikkelingen binnen even zo vele millennia werd geschetst. De tentoonstelling startte met een maquette van het megalithische monument Stonehenge en een Egyptische schaduwwerper. Aan de hand hiervan werd duidelijk gemaakt hoe de mensheid generaties lang wist te volstaan met markeringen van het invallende zonlicht voor het bepalen van de jaar-, maand- en dagcyclus.
Als tegenhanger van de zonnewijzer werd door de oude Egyptenaren ook de waterklok geïntroduceerd. De lengte van de zonne-uren was afhankelijk van het seizoen en de plaats op aarde. De toren der winden op de Romeinse markt in Athene bevatte n.a.w. ook een gecompliceerde waterklok. Keizer Augustus liet in Rome een Egyptische obelisk oprichten als monumentale zonnewijzer. Dat men reeds in de klassieke oudheid in staat was om gecompliceerde raderwerken te construeren, toont de vondst van het Antikythera-mechaniek aan. Verschillende culturen kozen hun eigen historische startdatum voor de jaartelling. De juliaanse kalender, zoals die werd ingesteld door de Romeinen, was sterk beïnvloed door de kennis van de oud-Egyptische astronomie.
In de middeleeuwen nam het gebruik van kalendaria een grote vlucht. Deze legden de jaarcyclus van religieuze feesten en heiligendagen vast. De dagindeling werd bepaald door acht getijden, beginnend rond 5 uur met de metten en eindigend rond 8 uur ‘s avonds met de completen. Vanaf de vroege middeleeuwen werden naast zonnewijzers ook brandende kaarsen gebruikt om het verstrijken van de uren bij te houden. Vanaf de late middeleeuwen kwam de zandloper in zwang. Min of meer tegelijker tijd ontstonden de eerste mechanische torenwachtersuurwerken en torenuurwerken. In andere delen van de wereld zoals in China kende men ook al een oude traditie in het gebruik van waterklokken en alternatieve tijdmeters. De tijdrekening binnen culturen als de Maya stonden nog goeddeels in het teken van astrologie. Het gebruik van het wiel, laat staan van het tandwiel was hier nog volstrekt onbekend.
De grootste revolutie op het gebied van tijdmeting evenals de belangrijkste precisieringen op het gebied van de tijdrekening vonden pas in de laatste 500 jaar plaats. Zo duurde het nog meerdere eeuwen voor de Gregoriaanse kalender algemeen werd ingesteld. De uitvinding van het slingeruurwerk door Christiaan Huygens betekende een doorbraak in de tijdmeting tot op de seconde. Topstuk op de expositie was de 18e eeuwse orrery van Wright & Cole, een geschenk van stadhouder Willem V aan de universiteit van Franeker bij het 200-jarig bestaan in 1785. Dit is een werkend model van ons zonnestelsel, dat zich tegenwoordig in Museum Martena te Franeker bevindt. Inmiddels is de digitale tijdmeting en agenda niet meer weg te denken. De tijd wordt bepaald door de atoomklok en wereldwijd verspreid middels satellieten.
Willen jullie een andere tijdsaanduiding zien?
Kijk op you tube bij “slumme lusje” hierin is de dag in vier maal zes uur verdeeld.
Groet Jules Ummels
Het slumme lusje
Bedankt voor het delen van deze informatie over deze expositie. Ik ben zelf ook een groot liefhebber van klassieke en oude klokken. Ik ga kijken of ik er meer informatie over kan vinden. Wellicht kan ik de documentaires nog steeds kijken.