Staande klokken uit Amsterdam en staartklokken uit Friesland hebben op het eerste oog weinig gemeen. Ze hebben een verschillende ontstaansgeschiedenis en vormgeving. Toch zijn beide kloktypen uitgerust met een circa één meter lange secondeslinger. De beweging van de slinger kan worden gade geslagen door een veelal ovaal slingervenster. Deze opening is vaak versierd met een opengewerkt slingerstuk. Bij 18e eeuwse Amsterdamse staande horloges is dit doorgaans gegoten uit messing. Bij de Friese staartklokken uit de 19e eeuw gaat het bij de slingerstukken vaker om nabootsingen in geperst koper of gegoten lood. In hun vormgeving zitten gewoonlijk symbolische voorstellingen verwerkt.
Tot de meest populaire slingerstukken behoren voorstellingen, waarbij Saturnus (de Romeinse versie van Vadertje Tijd) is afgebeeld. Hij is herkenbaar aan zijn attributen: de zeis en een zandloper. Dit laatste attribuut is echter niet Romeins van oorsprong, maar kwam pas in de late middeleeuwen in zwang. Het slingerstuk wordt bekroond door een bloemenmand of een haan (morgenstond) met een uil (avond) aan de voet. Een minder bekende voorstelling toont Saturnus gezeten op een adelaar (een aloud zonnesymbool) en omringd door zon (dag), maan (nacht) en de dierenriem. Bovenin prijkt een cherubijn (gevleugeld engelkopje).
De beeltenis van een dame op een stier verwijst naar de Griekse koningsdochter Europa, geschaakt door de Olympische oppergod Zeus in de gedaante van dit gehoornde hoefdier. Dit ontwerp uit het tweede kwart van de 18e eeuw behoort stilistisch tot de vroegere slingerstukken.