Op 11 december 2011 gaf conservator Pier van Leeuwen in Museum Joure een lezing over uurwerkmakerij in Friesland. De enthousiast ontvangen voordracht vond plaats naar aanleiding van de recent door Museum Joure verworven collectie Friese staartklokken en staande klokken, veelal voorzien van tot de verbeelding sprekende figuurmechanieken.
In zijn chronologisch overzicht besteedde de spreker aandacht aan de vroege horlogemakerij tijdens de Renaissance met meesters als Wybe Vibrandi (Wijbe Wijbrandts). De uit Sneek afkomstige Vibrandi was vanaf 1601 werkzaam in Leeuwarden. Voorbeelden van zijn werk zijn vertegenwoordigd in de collecties van Museum Willet-Holthuijsen (Amsterdam), K.O.G. Rijksmuseum (Amsterdam) en het Nederlands Zilvermuseum (Schoonhoven).
Internationale bekendheid verwierf de Dokkumer astronoom Gemma Frisius (1508-1555), die ondermeer lesgaf aan keizer Karel V. Ook kenden diverse Friese steden vanaf de 16de eeuw torenuurwerken. Als vervaardigers van torenuurwerken uit de Renaissance worden onder meer Peter Jorijs (Leeuwarden, 1557), Joerijs Peters (Leeuwarden, 1580), Andries Petersz. (Roordahuizum, 1586), Hannes Pytters (Bolsward, 1609) en Thijs Pijterszoon (Heeg, 1641) genoemd. Tot de oudste nog voorhanden torenuurwerken in Friesland behoren exemplaren in Poppenwier (1571), Idaerd (1573), Swichum (1586), Deinum (1589) en Boer (ca. 1590).
De huisuurwerknijverheid ontstond aan het eind van de 17de eeuw. Jacobus Nauta (Leeuwarden) en Watse Watses (Heerenveen) leverden de eerste voorbeelden van slingeruurwerken, bewaard gebleven in de collectie van het Fries Museum. De beroemde maker J.J. van Leeuwarden was werkzaam te Haarlem en Amsterdam, maar zal gezien zijn naam een Friese achtergrond hebben gehad. De vervaardiging van de welbekende Friese stoelklokken, staartklokken en staande klokken neemt een vlucht vanaf de 18de eeuw. Centra voor de productie van staande klokken waren Harlingen (J. Harmensz, J. Ratsma en E.W. Petersen), Leeuwarden (A & T Haakma, F. Bavius, F. Wijngaarden en J.L. Smit) en Grouw (J.Andries, K.J. Andriese, R. Durks en D.J. Tosma).
Als centra voor de vervaardiging van stoelklokken waren vooral Leeuwarden (Gebr. Haakma), Joure (Fam. Aleva en Bouma) en Grouw (Rinse Durks en Douwe Jelles Tasma) van belang. Vanaf ca. 1770 komt de staartklok in zwang. Uit deze periode stammen ook de vroegst bewaard gebleven Friese uurwerkmakersgereedschappen. Een uniek fenomeen vormt uiteraard het beroemde planetarium van Eise Eisinga (1744 -1828) in Franeker. Joure vormde met de firma’s W.F. Aleva en Halma en de Jong bovendien het belangrijkste centrum voor de productie van Friese staartklokken. In 1857 bereikte de klokkenproductie in Joure maar liefst een record van 4000 stuks.
Rond 1900 kende Leeuwarden bovendien een torenuurwerk-industrie met de firma G. de Looze. Voorbeelden van deze productie zijn nog voorhanden in de Laurentiuskerk te Rauwerd (1894), de Pauluskerk te Oudkerk (1894), de Herv. Kerk te Gauw (1894), de St. Margryt te Oosterlittens (1902), de Herv. Kerk te Beers (1904), de Augustinuskerk te Augustinusga (1906) en de Herv. Kerk te Hogebeintum (1910).
Ook in onze tijd maakt de vervaardiging van precisiehorloges weer opgang in Friesland met de werkplaatsen van Van der Gang in Dokkum en Christiaan van der Klaauw in Heerenveen. Documentatie over Friese staande klokken, stoelklokken en staartklokken is vastgelegd door de auteurs Zeeman en Sellink. Informatie over torenuurwerken is te vinden op het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de website van de Stichting tot behoud van het torenuurwerk. Informatie over Museum Joure is te vinden op: www.museumjoure.nl
Heb bij genealogisch onderzoek naar mijn familie veel gegevens verzameld van mijn bet-overgrootvader Everhardus Wilhelmus Petersen, uurwerkmaker te Harlingen.1791-1872.
Kon van hem in musea en op veilingen lokaliseren:3 staande horloges en 3 staartklokken.Foto`s hiervan in familieboek. In uurwerkboeken staan van hem vermeld:2 staartklokken, een stoelklok en een horloge.
Heb een staartklok in bezit met op de wijzerplaat E.W. Petersen met daaronder het jaartal 1839