In 2006 vierde het Museum van het Nederlandse Uurwerk het 30-jarig bestaan met de jubileumexpositie “Wijzers uit het Oosten : Oost-Nederlandse klokken”. Hiervoor waren een 40-tal klokken uit de Achterhoek en Twente bijeengebracht, die zijn beschreven in de gelijknamige tentoonstellingscatalogus. Bij de samenstelling van de expositie is gekozen voor een grote diversiteit aan binnen de regio voorkomende kloktypen. De conditie liep bovendien uiteen van overschilderd tot gerestaureerd. Naast gesigneerde klokken telde de expositie ook tal van klokken met toeschrijvingen aan makers als A. Schooltink, Jurriaan Sprakel, Jan Benjamin Sprakel, Anthonie ter Swaeck, Willem Ringelenberg en Goslink Ruempol.
De meest eenvoudige Oost-Nederlandse klokken kennen een strippenuurwerk, vervaardigd uit ijzer of messing. Een dergelijk eenvoudig ijzeren strippenuurwerk, afkomstig uit de Doopsgezinde kerk te Harlingen, is ondergebracht in een rijke architectonische kast. De meeste geëxposeerde klokken zijn echter voorzien van een kooiconstructie voorzien van vierkante hoekstijlen of messing pilaren. Een aantal getoonde stoelklokken zijn uitgerust met een verticale spillengang, zoals stoelklokken van Goslink Ruempol, Laren, 1727 en 1742, Hendrik Ruempol, Laren, 1761, A. Schooltink, Steenderen, 1795 (collectie Stedelijk Museum Zutphen) en Johannes Meckeveldt.
Andere stoelklokken beschikken over een ankergang, zoals Anthonie ter Swaek & Carol Willem Bakker, Goor, 1748, Anthonie ter Swaek, Goor, 1753 en Jacob Rekers, 1775. Naast stoof- en overige stoelklokken waren er op de expositie tevens een aantal staartklokken voorhanden, zoals exemplaren van Johannes Meckevelt, Delden, 1776 (Stedelijk Musuem Zutphen) en Johannes Meckevelt, Voorden (Stedelijk Museum Zutphen). Een curieuze kruising tussen een stoel- en een staartklok uit de 2de helft van de 18de eeuw toont een religieuze voorstelling op de staart. Veel van de geëxposeerde stoelklokken met slagwerk heeft een wekkerwijzertje met stift, waarbij de minutenwijzer een kenmerkende passageboogje vertoont.
Uurwerken volgens de kooiconstructie komen ook voor in staande klokken uit deze regio, zoals een vroege staande klok van Berent Jalink (1696) uit Huis Twickel te Delden of van Jarie Jarissen, Enschede uit de collectie van het Instituut van Deinse. Staande klokken met een platine-uurwerk lijken slechts oppervlakkig op de Amsterdamse voorbeelden. Op de expositie waren exemplaren te zien van Douwe Yarings, Oldenzaal (Instituut Deinse, Enschede) en Hk Gerret Ruempol, Zutphen (Stedelijk Museum Zutphen) en Gerrit Rierink (particuliere collectie). Meer regionaal ogend zijn onder meer exemplaren van W. Hofmeir en I. Rathmer, Winterswijk (Stedelijk Museum Zutphen). Dat er ook Hollands ogende tafelklokken in deze regio zijn vervaardigd, werd gedemonstreerd aan de hand van exemplaren van Hendrik Heilbron, Almelo (Instituut van Deinse, Enschede) en Willem Bramer, Zwolle (collectie MNU). Bij de klok van Heilbron is het uurwerk diagonaal in de kast geplaatst. Een op de expositie bovendien getoonde lijstklok met “Kuhschanzpendel” werd najaar 2011 geveild.
Ter gelegenheid van het jubileum bracht het museum tevens een heruitgave uit van de publicatie “Achterhoekse klokken en uurwerkmakers” van de auteurs J.L. Sellink, A.F. Abbink en R.E. Wiggers. Zowel deze publicatie als de tentoonstellingscatalogus zijn nog verkrijgbaar in de Museum Bookshop.