Renaissance (16e eeuw)
Ontdekkingsreizen deden de behoefte aan cartografie en tijdmeting toenemen. In navolging van Italië en Zuid-Duitsland ontstonden rond 1600 in Holland en Friesland de eerste belangrijke centra voor de vervaardiging van draagbare uurwerkjes. Dit waren door een veer aangedreven halshorloges en tafelklokjes. Ze vormen duidelijke voorbeelden van de virtuositeit die met name tegen het eind van de Renaissance werd nagestreefd. In Holland waren uurwerkmakers aangesloten bij gilden, zoals dat van St. Lucas in Haarlem en St. Eloys in Amsterdam. Er werd onderscheid gemaakt tussen uurwerksmeden en fijnuurwerkmakers. In 1582 introduceerde paus Gregorius XIII de Gregoriaanse kalender als aanpassing van de Juliaanse tijdrekening. Brabant, Zeeland en de Zuidelijke Nederlanden namen deze kalender als eerste over, Holland volgde in 1583. In Utrecht, Gelderland, Overijssel, Groningen, Friesland en Drente werd de aanpassing pas in 1700 en in 1701 overgenomen.
Het ijzeren uurwerk uit een serie van nieuwe ontdekkingen door Jan van der Straet (ca. 1589 en ca. 1593) [Rijksprentenkabinet, Amsterdam]
Politiek
Tijdens het begin van de Renaissance behoorde Nederland tot het Keizerrijk van Karel V (1500-1558). Hij hield van uurwerken, had meerdere halshorloges en sleet zijn levenseinde samen met zijn horlogemaker Juanelo Torriano. Hij werd o.m. onderwezen door de wiskundige Gemma Frisius en was bevriend met de humanist Erasmus. Karel V financierde een torenuurwerk ( 1541) en glas-in-lood-ramen (1541-1547) in de Grote Kerk in Den Haag.
Renaissance-vorst Karel V sleet zijn levenseinde met zijn horlogemaker. Dit is een detail van het gebrandschilderd Keizersraam door de gebroeders Crabet, 1547, in de Grote of St. Jacobskerk, Den Haag.
Architectuur
Naast de kerk en de adel werd de burgerij een belangrijke opdrachtgever van bouwwerken en beeldende kunst. Het Haarlemse stadhuis (1630) vormt een goed voorbeeld van de renaissance-stijl. Hierin wordt teruggegrepen op zuilvormen en rondbogen uit de klassieke Oudheid.
Het Haarlemse stadhuis vormt een goed voorbeeld van de renaissance-stijl.
Cultuur
De Renaissance ontstond rond 1400 in Italië. Het tijdbeeld wordt gekenmerkt door het herontdekken van de klassieke Oudheid. Naast het bestuderen van oude bronnen verrichtte men ook empirisch onderzoek. Hierin gold de mens als maat der dingen: Het humanisme. Een belangrijke woordvoerder hiervan was Desiderius Erasmus. Verdraagzaamheid was zijn belangrijkste boodschap. Het calvinisme legde een grotere verantwoordelijkheid bij het individu en bevorderde de vertaling van de bijbel in de volkstaal. De boekdrukkunst stimuleerde de verspreiding van kennis en denkbeelden en maakte deze voor iedereen toegankelijk.
Erasmus was een belangrijke woordvoerder van het humanisme. Het portret is gemaakt door Hans Holbein de Jonge uit 1523 [Musee du Louvre, Parijs]. Het standbeeld in Rotterdam is ontworpen door Hendrick de Keyser in 1622. Volgens de mythe zou dit standbeeld in Rotterdam “een bladzij omslaan astie de klok hoort slaan”.
Kunst
In voorstellingen van de H. Hiëronymus in zijn studeervertrek is deze heilige vaker afgebeeld met een zandloper of een wanduurwerk. Deze symboliseren de vergankelijkheid van het leven. Als bijbelvertaler in de volkstaal was Hiëronymus populair bij de humanisten. Dit portret is geschilderd door een navolger van de Zeeuwse schilder Marinus van Reymerswaele (1493-1576). Tijdens de Noord-Europese renaissance ontstaat de schilderkunst in olieverf met grote aandacht voor anatomie en stofuitdrukking.
De voorstelling van Hiëronymus toont de heilige met een wanduurwerk op de achtergrond van zijn studeervertrek.
Uitgelicht
Gemma Frisius (1508-1555) was een wiskundige en astronoom uit Dokkum (Fr.), die doceerde aan de universiteit van Leuven. Hij vervaardigde astrolabia, armillaarsferen en zonnewijzers en stelde voor draagbare uurwerken te gebruiken voor de lengtebepaling op zee.
De oudst bewaard gebleven torenuurwerk met speeltrommel werd 1541, vervaardigd door Heynrick Vabrie uit Breda voor de Grote of St. Jacobskerk in Den Haag. (Tegenwoordig Museum Speelklok, Utrecht)
Halshorloges waren tijdens de Renaissance kostbare draagbare uurwerken. Er zijn o.m. gesigneerde exemplaren van Jan Janse Boekelts (wz. ca. 1600-1665), Salomon Coster (voor 1623-1659) en Wybe Wijbrandts / Vibrandi (wz. Ca. 1600). Halshorloges zijn vaak afgebeeld op 17e eeuwse stillevens.
Horizontale doos- of tafelklokjes zijn eveneens karakteristiek voor de Renaissance. Er zijn exemplaren bekend van Jan Janse Boekelts en Salomon Coster.