Vriend of Vijand? Klokkenmakers uit vijandelijke mogendheden

- 0 reacties

Het Museum van het Nederlandse Uurwerk laat in de hele maand oktober – de Maand van de Geschiedenis – de buitenlandse roots van Nederlandse uurwerkmakers zien. Levensbeschrijvingen schetsen het beeld van een internationale gemeenschap van vakgenoten, die hun beroep uitoefenden in het land waarin daarnaar vraag was.

Met de drie belangrijkste landen (Engeland, Frankrijk en Duitsland) zijn we intussen ook nog in oorlog geweest. Vijandelijke mogendheden. Maar geldt dat ook voor individuen? Wie van buiten komt kan een vriend zijn, maar ook een vijand. Soms is het onderscheid niet duidelijk.

Buitenlanders waren concurrenten, maar droegen ook bij aan het vakmanschap van Nederlanders. En niet te vergeten aan de kwaliteit van de producten. 

Heel wat buitenlandse klokken- en horlogemakers hebben in de loop der eeuwen in Nederland carrière gemaakt. Engelsen, Fransen, Duitsers en ga maar door. Waren ze vrienden die iets meenamen dat we hier konden gebruiken? Of vijanden, die van een vreemde mogendheid kwamen om ons hier ons werk af te pakken? Ondernemers misschien, die hier kansen zagen en daarmee Nederland hielpen ontwikkelen?

Vanaf het erind van de 16e eeuw werd Holland een rijk en relatief rustig gebied in een Europa dat verscheurd werd door oorlog en armoede. De tolerantie en openheid waren aantrekkelijk voor Europeanen van allerlei slag.

Onze Gouden Eeuw bracht naast welvaart nieuwe uitvindingen. Niet de minst belangrijke was de uitvinding van het slingeruurwerk door Christiaan Huygens. De nieuwe vinding verbreidde zich snel naar nadere Europese landen, waar klokkenmakers er technologie uit hun eigen traditie aan toevoegden.

Engelse uurwerkmakers ontwikkelden de klok van Huygens verder tot de staande klok, die beter presteerde als tijdmeter. Engelse klokkenmakers gingen die klokken in Nederland maken voor het soort welgestelde klanten waarvan er toen in Engeland nog te weinig waren. En Nederlandse klokkenmakers namen rap dat idee over en legden de grondslag voor de bloeiende Amsterdamse klokkenindustrie van de 18e eeuw.

Ook Franse klokkenmakers kwamen naar Nederland (en naar Engeland en Zwitserland). Hun probleem was religieus: de Hugenoten werden in Frankrijk om hun geloof vervolgd. In Nederland kwam hun vaardigheid in de vormgeving van metalen en houten voorwerpen goed van pas bij de ontwikkeling van de Amsterdamse klokkenindustrie, die een rijker product vervaardigde dan de sobere Engelse staande klokken.

De Duitsers waren in die tijd niet goed af. Tot de industriële revolutie in de 19e eeuw waren oorlog en armoede eerder regel dan uitzondering. Duitsers trokken naar alle Europese landen om daar op basis van werklust, kennis en vaardigheid de kost te verdienen. Vooral in de 19e eeuw, toen het maken van uurwerken evolueerde van een traditioneel ambacht naar een op wetenschap gebaseerde industrie droegen ze bij aan de ontwikkeling van de tijdmeting in Nederland.

Regulateur van de Duitse Nederlander Friedrich Knebel
Regulateur van de Duitse Nederlander Friedrich Knebel
Scheeps Chronometer van de Deens Nederlandse Andreas Hohwü

Met al deze drie landen zijn we intussen in oorlog geweest. Vijandelijke mogendheden. Maar geldt dat ook voor individuen? Wie van buiten komt kan een vriend zijn, maar ook een vijand. Soms is het onderscheid niet duidelijk. Buitenlandse uurwerkmakers waren concurrenten, maar droegen ook bij aan het vakmanschap van Nederlandse uurwerkmakers. En niet te vergeten aan de kwaliteit van de producten.

Leerling klokkenmakers zochten leermeesters door wie ze zich konden onderscheiden. Landsgrenzen waren daarbij betrekkelijk oninteressant. Ze werden geregeld overschreden.

En hoe lang kun je buitenlander blijven in een nieuw land?

Het Museum van het Nederlandse Uurwerk laat in de Maand van de Geschiedenis de buitenlandse roots van Nederlandse uurwerkmakers zien. Levensbeschrijvingen schetsen het beeld van een internationale gemeenschap van vakgenoten, die hun beroep uitoefenden in het land waarin daarnaar vraag was.

De toelichtingen op de herkomst van de uurwerkmakers stellen ons voor vragen als: “Stalen ze een idee of voegden ze er iets aan toe?” “Profiteerde Nederland van de technologische impulsen uit het buitenland?” en “Wat is dat eigenlijk, een nationale identiteit?”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *